Sociëteit Ons Genoegen


In het huidige pand van Bardoel zat voor 1968 Café Het Witte Huis van Piet Peters.


Tekst Thijs Cuppen

sept. 2022

Sociëteit Ons Genoegen

Een ijverige veldwachter in 1875.

 

Als jongetje van een jaar of tien mocht ik (tot de pauze) met de in 1955 weer opgerichte Fanfare Eendracht op de wekelijkse repetitie meespelen. Bij gebrek aan een eigen repetitielokaal werden deze repetities gehouden in café Het Witte Huis van Piet Peters. (Café Tinus, St. Machutusweg 1)

Op een keer vroeg ik aan mijn vader, die directeur (zo werd toen de dirigent genoemd) was van de fanfare, waarom er in dat café zo’n grote spaarpot met heel veel gleuven en met de naam Ons Genoegen aan de muur hing.

Mijn vader legde uit dat dat een spaarpot was waar mensen die daar lid van waren regelmatig een bedrag in stopten om voor de kermis wat geld te hebben. ’s Avonds voor de kermis begon werd de spaarpot 'geleegd'.

Was het doel van spaarkasvereniging Ons Genoegen enkel sparen of lag er een andere reden ten grondslag.


In de groene cirkel de herberg van Van der Burgt.


De archieven van het Brabants Historisch Informatiecentrum (nr. 361-1414), geven duidelijkheid over het ontstaan van Ons Genoegen.

Onderstaand verhaal, speelt zich af in 1875. Jan Cuppen was burgemeester en de pas benoemde veldwachter was Christiaan Bisschops. Henrikus van der Burgt hield herberg in het pand van tegenwoordig Café Tinus. Voorheen o.a. Fam. Bardoel en Piet Peters. De datum van overtreding was zondag 22 augustus, Esterse Kermis.

 

Op 16 september 1875 deed de Kantonrechter te Grave uitspraak wegens overtreding van de Algemene Politieverordening van de gemeente Escharen.

Gedaagd waren 1. Jan van Raaij, 35 jaar, timmerman; 2. Hendrikus van Raaij, 28 jaar, landbouwer; 3. Martinus van Raaij, landbouwer; 4. Willem van Raaij, 33 jaar, landbouwer; 5. Peter Kersten, 38 jaar, landbouwer; 6. Cornelis van de Wiel, 32 jaar, landbouwer allen wonende te Escharen en 7. Peter van Raaij, 23 jaar, bakker wonende te Uden en geboren in Escharen.
(Genoemde Van Raaij's waren allen zoons van Rut van Raaij, meester timmerman en wonende op Den Alendonck)


De aanklacht zoals deze bij de Kantonrechter te Grave op papier staat.


De heren werden aangeklaagd voor:

“het in vereeniging op den 22 augustus 1875 des avonds om ruim elf ure alzoo na het uur tot het sluiten der herbergen bepaald te Escharen zich bevonden te hebben in de herberg van H .v.d. Burgt te Escharen zonder te zijn leden van het huisgezin noch personen van buiten de gemeente aldaar overnachtende noch wier tegenwoordigheid aldaar noodzakelijk of onvermijdelijk te Escharen had, onder de verzwarende omstandigheid wat Cornelis van de Wiel aangaat van binnen de laatste 12 maanden wegens gelijksoortige overtreding van dit Kanton gerecht te zijn veroordeeld”

 

Een Algemene Politieverordening was (en is nog steeds) een belangrijk instrument voor het gezag, burgemeester én politie, om de “orde en veiligheid” in een gemeente te handhaven. Onder andere stond in de verordening van Gemeente Escharen dat herbergen om 23.00 uur gesloten moesten zijn en dat er niet meer getapt mocht worden. Hiervan waren uitgezonderd “Sociëteiten als zijnde een besloten gezelschap en niet voor het publiek openstaande plaats”. Hier lag hun kans bedacht de jongerengroep.


Brief van hoofdonderwijzer J.P. Teijssen.


Waarom waagden de 7 heren daar na sluitingstijd nog te zijn.
Dat zit zo en ik citeer daarbij uit een ondersteunende brief van de (in die tijd nog gezaghebbende) hoofdonderwijzer J.P. Teijssen aan de door de gedaagden ingeschakelde advocaat:

“Veertien flinke fatsoenlijke jongelui vonden het plan eene Sociëteit op te richten ten huize van den herbergier van der Burgt en dit enkel en alleen om de te strenge ja onbillijke handelwijze van een veldwachter te vermijden, die steeds op den eersten slag van politie-uur de deur binnen stuift en zonder waarschuwing, zonder omstandigheid te baat te nemen, voornoemde van der Burgt en de in zijne herberg aanwezig bevonden personen onmiddellijk calangeert (=bekeurt).

De aanwezige leden dachten veilig te zijn nadat ze op 18 augustus 1875 Sociëteit Ons Genoegen hadden opgericht en daarvoor een reglement hadden opgesteld.



Te dien einde haalde van der Burgt op dato 19 augustus een patent als Sociëteithouder, dat hij echter niet direct in handen kreeg, doch waarvan de aangifte volgens zeggen van den `Heer Ontvanger voldoende was…..”

De kamer bestemd voor het gezelschap werd behoorlijk afgehuurd en hierop zou Zondags daaropvolgend de Sociëteit geopend worden. Niettegenstaande dit alles kwam klokslag 11 uur de veldwachter binnen en verbaliseerde drie opeenvolgende avonden voornoemde leden”

 

Het reglement van Sociëteit werd officieel op 7 september 1875.geregistreerd te Grave. In dat reglement staat overigens met geen woord wat de doelstelling van de sociëteit is. Wél is er een artikel in opgenomen met de bepaling “dat het aan de kastelein en aan de leden verboden is op de gestelde Sociéteitsdagen inwoners op ons gehuurd lokaal toe te laten op verbeurde van ene boete van 25 cent met de verpligting den toegelaten binnen gebragte personen onmiddellijk uit de sociéteitzaal te ontruimen'.
Op deze wijze dacht men zich dus volledig te hebben ingedekt en bevrijd te zijn van “het irritante optreden van de veldwachter”.

 

De gedaagden erkenden ook dat zij in deze opkamer aanwezig waren en wel omdat zij meenden 'in ene afzonderlijke kamer te zijn door hen afgehuurd tot het houden ener sociëteit waarvan of alleen leden waren of door leden geïntroduceerd'.

Maar volgens de veldwachter zaten zij in de 'opkamer die met een dubbele glazen deur van de herberg ruimte is afgescheiden, doch toen openstond zoals gewoonlijk plaatsvindt wanneer in de gemeente de kermis wordt gehouden'.



Het mocht voor de 7 mannen allemaal niet baten: van een bijeenkomst van de sociëteit kon volgens de veldwachter, en de kantonrechter ging hierin mee, géén sprake zijn: de deuren van de opkamer stonden open en dus in contact met de herberg ruimte hetgeen een publieke ruimte is. De genuttigde dranken werden bovendien ook nog eens uit het herberggedeelte geserveerd!

 

De uitspraak op 16 september 1875 luidt:

“Gehoord den Ambtenaar van het Openbare Ministerie (=Veldwachter Bisschops) in zijn requisitoir, strekkende: dat het den Kantonrechter behage, de beklaagden schuldig te verklaren aan het bij dagvaarding ten laste gelegde en hen te veroordeelen in een geldboete van drie gulden, subsidiair tot eene gevangeniszetting van één dag en in de kosten, des noods bij lijfsdwang op hen te verhalen”.

Cornelis van de Wiel kreeg de dubbele straf omdat hij al eerder door de veldwachter was betrapt.


De veroordeling door de Kantoorrechter te Grave.


Met de uitspraak en de veroordeling waren de 7 heren het absoluut niet eens en zij werden daarin gesteund door de gemeenschap. Zij gingen in beroep!
Daarvoor was de tijd erg kort, dat moest nl. binnen 2 weken bij de Arrondissementsrechtbank in Den Bosch worden aangetekend. Hoofdonderwijzer Teijssen wierp zich opnieuw op als adviseur. Hij vond daarbij wel dat de erg jonge advocaat die de gedaagden bij de Kantonrechter verdedigd had onvoldoende uitgerust zou zijn om het appél tot een goed einde te kunnen brengen.



Notaris de Bruijn uit Grave werd in geschakeld en adviseerde Advocaat Schlesinger aan.
Zo geschiedde: de notaris stelde de benodigde akte op waarbij herbergier van der Burgt en 10 leden van de Sociëteit deze advocaat machtigden. Vermeldenswaardig is dat in de opdracht van de notaris voor de advocaat stond 'zorg te hebben voor het lid van Duren omdat het een gruwel is dat een braaf huisvader tegen over zoo een gemeen sujet komt te staan'.

Uiteindelijk komt het niet tot een beroepszaak. De advocaat geeft het advies de zaak te laten rusten en de boete te betalen. De reden is dat er bij een straf tot en met drie gulden volgens art.44 van de 'Wet op de Regterlijke Organisatie' niet voor hoger beroep in aanmerking kan worden gekomen. Daarbij ziet de advocaat ook geen kansen en nieuwe argumenten zodat het nog appellabel kan worden.


Uiteindelijk is de Sociëteit gewoon blijven bestaan en werd er in de Graafsche Courant een oproep gedaan om lid te worden. Daarbij werd tevens vermeld dat burgemeester Jan Cuppen en veldwachter Christiaan Bisschops uitgesloten zijn van een toekomstig lidmaatschap!


Graafsche Courant, mei 1876.


De naam Ons Genoegen bestaat na 150 jaar nog!

Wanneer de Sociëteit is opgeheven of uiteindelijk is overgegaan in de spaarkasvereniging Ons Genoegen is niet duidelijk. In de loop van de tijd zijn er wel veranderingen geweest. Zo werd het sparen in de spaarkas niet alleen gebruikt om met de kermis wat meer geld te hebben maar werden er door de leden ook jaarlijkse reisjes gemaakt: het werd meer een ‘gezelligheidsvereniging’. De spaarkas heeft tot in de jaren tachtig nog in 't Dorstige Hert aan de muur gehangen.

Rond die tijd is er ook een kaartclub in het café gaan spelen met als verenigingsnaam Ons Genoegen. In de regionale krant “Arena Lokaal” van begin september 2022 lezen we:

Jokeren en Rikken bij kaartclub Ons Genoegen.

Kaartclub Ons Genoegen in Escharen start maandag 12 sept. weer met kaarten in het Dorpshuis.