Notulen Gemeenteraadsvergadering         1813-1942

 

Op het B.H.I.C. in Grave liggen in het archief de notulen van de Gemeenteraadsvergaderingen van Escharen, vanaf 1813 tot de opheffing van Escharen als zelfstandige gemeente in 1942. 

De Gemeenteraad vergaderde in een 'Raadkamer'. Dit was meestal een kamer in het woonhuis van de Burgemeester of secretaris. Een kwitantie uit het jaar 1842 voor Burgemeester Mathijs Poos laat zien dat hij voor het jaar 1841 een vergoeding krijgt van f 45,-: 'voor huur van het lokaal van het Gemeentenhuis en voor vuur en licht in het zelve.'

Voor het bewaren van het archief had de plaatselijke timmerman, Peter van Raaij, een speciale kast gemaakt. Kwam er een nieuwe Burgemeester dan verhuisde al het meubilair mee naar de nieuwe raadkamer. Deze situatie duurde voort totdat er in 1876 in Escharen een Raadhuis werd gebouwd. ( zie Gemeentehuis)

De goed bewaarde notulen zijn natuurlijk een bron van informatie voor de geschiedschrijving van Escharen. Daarnaast bevatten ze ook vele opmerkelijke gegevens die we u niet willen onthouden. Ze geven een kijkje in het Escharen van toen.


1-10-1821

Afslechting  van den weg tussen de Bolt en de Escharense brug. Deze weg vanouds genaamd 'den Kerkdijk', is sedert onheuchelijke tijden een Heerbaan of Landstraat geweest.


2-8-1824

In 1824 zijn de volgende Banhekkens, dienende tot in- en uitgang aan het Gemeentebroek, aanwezig: een aan de Escharense Brug, een aan de Kouwenoort, een aan de Koudenhuizen, twee aan den Heijhoek, een aan de Zwarte Wiel, een aan de Schabbertschestraat, een aan de Graspeel, een aan de Kleine Mulder en een aan de Schaapsdijk.


25-4-1837

Ingekomen is een verzoek van Hendrikus en Marten Poos, beiden landbouwers, en wonende te Gassel, waarin wordt verzocht om toestemming tot het oprigten van ene steenbakkerij op een kamp uiterwaarden genaamd de Schrijverskamp, sectie A 11, groot 1.28.00 ha. De raad heeft geen bezwaren kunnen ontdekken, daar de steenbakkerij aan de rivier de Maas komt en digt bij geene gebouwen zijn gelegen.


17-2-1840

Besloten wordt Peter van Raay, meester timmerman, aan te stellen als toezigthouder voor de te bouwen schoollokaal en gedeeltelijk vernieuwen van het schoolhuis voor de som van f 20,-.

Ook besluit men tot aankoop van een nieuwen gemeenten aak.


25-11-1841

Besproken wordt het verzoek van de huisvrouw J. van Haren om een plakje gemeente heidegrond, gelegen op de Bolt, om daarop een huisje te bouwen en in cultuur te brengen.

De Raad is van mening dat het slechte heidegrond is en niet voor cultuur vatbaar is, en de grond voor de daar wonende inwoners onmisbaar is tot het halen van strooisel.

Verzoek afgewezen.


4-6-1846 

Raad volledig present en opgeroepen zijn tevens 6 grondeigenaren, ingezetenen n.l. Gerardus Jacobs, Hent Cuppen, Willem Schamp, Johannes Linders, Hendrikus Jans en Cornelis Willems.

Om te beslissen over het voorstel tot vereniging van Gassel en Escharen. 

Overwegende:

1. Sedert onheuchelijke tijden is Escharen op zich zelve geweest, een uitgestrektheid van 2 uren gaans en 800 zielen, met belangrijke gehuchten van Hal, den Langenboom en de Lage Peel.

2. Met de financiën is het goed gesteld, hoegenaamd geen schuld, terwijl te Gassel het tegendeel bestaat.

3. Gemeentegronden zijn afgewerkt en bevrijd, wat veel heeft gekost.

4. Alle ingezetenen zijn tegen vereniging, het geringe voordeel kan niet opwegen tegen het ongerief.

De Raad en grondeigenaren waren allen tegen vereniging.


11-5-1854

Besloten wordt om de noodschool aan de linkeroever van de Raam (15 november tot 15 maart) om te zetten in een Bij-school. (het gehele jaar onderwijs)


23-6-1854

De Raad besluit tot verpachting van het paarden- en rundermest, het welk gedurende het seizoen 1854, op de gemeentegronden zal worden gevonden, onder bepaling dat hetzelve slechts gedurende een dag per week, zal mogen worden geraapt of verzameld, terwijl de regeling der verpachting der percelen aan B. en W. wordt overgelaten.

Opbrengst f 193,60 met de 10 opcenten voor kosten van verpachting worden aan de begroting 1854 toegevoegd.


5-1-1856

Met ingang van 1-4-1856 zal een weggeld of tolgeld worden geheven op de door de gemeente Mill en St. Hubert, Escharen en Wanroy, gezamenlijk aangelegde grindweg.

1. aan den tol bij het huis en herberg van Arie van Haren, aan de Kouwenoort onder Escharen.

2. aan den tol bij het huis en herberg van Peter Nuijen onder Escharen onder voorwaarde dat deze tollen en tolboom te kunnen verplaatsen tot bij of tegen het huis van den Heer Nicolaas Petrus van Ham, genaamd het Pannenhuis.


3-6-1859

M. Poos, burgemeester, en J. Cuppen, wethouder en H. Poos, secretaris, zijn door de Raad benoemd tot commissie die op verzoek van de gemeente Zeeland zich op 14-6-1859 in Herberg de Zandvoort zullen vervoegen om te praten over het opmaken van een scheidingswal in den Graspeel, uitmakende de afscheiding tussen beide gemeenten.


16-4-1861

Francis van Casteren, hoofdonderwijzer, verzocht om het ambt als koster en organist in de R.C.Kerk met de betrekking van hoofd-onderwijzer te mogen blijven waarnemen. 

Van Casteren is ook toezichtshouder van het kerkhof en is tevens doodgraver.

De raad heeft geen bezwaren.


7-6-1861

De gemeente heeft in bezit 256 bunder, 81 roeden, 43 ellen weiland/broekgronden geschikte beweiding van paarden, runderen en schapen. De paarden worden door middel van een brandijzer gemerkt op een der hoeven, de runderen op een der hoornen en de schapen moeten vergezeld zijn van eenen bekwamen herder.


29-10-1861

art.1. m.i.v. 1-1-1862 zal een weggeld of tolgeld worden geheven op de grindweg, aanvangnemende aan de grindweg van Escharen, Mill en Wanroy, ter plaatse genaamd Kouwenhuizen, lopende vervolgens over de Escharense brug langs de huizing, genaamd de hekkens, tot aan de provinciale weg van Grave naar de Limburgsche grenzen, ter plaatse genaamd de Schabbert, uitmakende een lengte van 2251 ellen.

De grindweg is aangelegd in 1859 door de gemeente Escharen. De kosten van onderhoud worden geraamd op f 80,- per jaar. De tolgelden worden geraamd op f 30,-.


13-3-1862

De leden van de raad, G. Jans en J. Cuppen, worden belast met het toezicht houden op het verveenen en het pooten en het met denzaad zaaijen van gemeentegronden.


13-3-1862

De voorzitter deelt mede dat het R.C. Kerkbestuur heeft medegedeeld dat ene nieuwe kerk zal worden gebouwd, en vraagt of de raad zich zoude kunnen verenigen om aan dat nieuwe kerkgebouw voor rekening der gemeente eenen nieuwen toren te bouwen.

Besloten wordt den toren te bouwen. De kosten worden geraamd op f 4000,- en hiervoor t.z.t. gemeentegronden ter veiling te brengen.


30-11-1867

Gezien de duurte der levensmiddelen en het slechte gewas der rogge en aardappelen, waardoor de arbeidende klasse en den geringe boerenstand, in het winterseizoen zullen moeten worden ondersteund of de pacht niet kunnen betalen, wordt besloten om deze lieden te laten werken in het Escharensebroek. Daar is een gedeelte dat in het weiseizoen onder water staat en met de daarbij gelegen berg merkelijk kan worden verbeterd.


10-2-1873

Aan Francis Cuppen, Hekkens, landbouwer, toe te kennen f 30,- voor het halen van zand op zijn erf voor den grind en klinkerweg van Escharen naar Grave.

Besloten wordt om Jan Emons als wegwerker aan te stellen voor den Grindweg Escharen, Mill, Zeeland en den zijtak naar de Langenboom en hem hiervoor te geven van 1 mei tot 1 november f 0,60 per dag en van 1 november tot 1 mei f 0,50 per dag.


26-1-1874

Besloten wordt het ziekenhuisje voor het opnemen van lijders aan een besmettelijke ziekte met daarbij behorende grond groot 0,83.80 ha, kadastraal bekend sectie B nr. 46 en een perceel heidegrond groot 0,34.00 ha sectie B nr. 186 voor de tijd van 6 jaren onderhands te verhuren. De huur wordt bepaald voor de eerste 3 jaren op f 40,- per jaar en voor de tweede 3 jaren op 50,- per jaar.

De huurder is verplicht het huis schoon te houden en de lijders aan een besmettelijke ziekte op te passen. Als er zodanige lijders zijn krijgt men daar een vergoeding van f 0,50 per dag voor het oppassen.

(Het gaat hier om de boerderij van Fam. vd Oetelaar, Graafschedijk 73)


17-8-1875

Besloten wordt ongeveer 2 aren tuin aan te kopen sectie G nr. 228, voor de som van f 200,- van Hubertus van Laarhoven, aannemer alhier, om daarop een nieuw raadhuis met veldwachterswoning te bouwen.

Van Francis Cuppen, landbouwer, wordt voor f 25,- een stuk land gepacht om daarop een kuil voor den kalk te kunnen maken en het materieel voor het nieuw te bouwen raadhuis te kunnen plaatsen.


11-2-1878

Besloten wordt een premie toe te kennen van f 100,- voor twee de best gekeurde springstieren, waarvan eene zal moeten staan aan deze zijde en eene aan geene zijde van den Raam, onder verplichting dat zij aan wien deze premien worden toegekend het vee der ingezetenen zullen moeten doen stieren voor 10 cents voor elke keer en de zelve zullen moeten houden tot primo februari 1879 en deze stieren niet minder dan f 0,25 zullen mogen laten springen voor vreemdelingen en dezelve in eenen goeden staat zullen moeten onderhouden een en ander onder verbeurte der helft van de toegekende premie.


26-11-1896

Besloten wordt de herbergen, tapperijen en ten deze voor het publiek openstaande plaatsen dezes gemeente moeten gesloten zijn van des avonds tien tot des morgens vijf uur.

Als er met vergunning een muziekuitvoering, wedstrijd of dergelijke bijeenkomsten in deze lokaliteiten wordt gehouden, wordt het sluitingsuur bepaald op elf uur 's-avonds evenals met de kermisdagen.


7-9-1897

Besloten wordt op verzoek van wethouder Th. Peeters een bedrag van f 500,- uit te trekken op de begroting van 1898 als bijdrage in de op te richten fanfare.


6-12-1906

Wethouder Bardoel keurt de verhoging der jaarwedde van de secretaris goed, maar is tegen verhoging der Burgemeestersjaarwedde. Algemeen is men van oordeel dat voor verhoging der wedde deze betrekking het karakter van erebaantje verliest en later vreemde 'Heertjes' tot Burgemeester worden benoemd.

Besloten wordt de jaarwedde van de burgemeester te brengen op f 400,- en van de secretaris op f 600,-.


10-8-1909

De raad heeft besloten om de jaarwedde van de veldwachter J. Snoek, niet zijn opvolger, met f 30,- te verhogen m.i.v. 1-1-1910. De raad keurt het af dat J. Snoek zich teveel op het landbouwbedrijf toelegt, doch algemeen wordt ook erkend dat deze ambtenaar trouw en nauwgezet zijn plicht vervult en de billijkheid een hogere bezoldiging vereischt.


Nog niet alle jaargangen van de notulen zijn doorgelezen. Deze pagina zal dan ook nog aangevuld worden.