Vondsten op 't Middelrot


Woning 'Aan de Zwarte Wiel', kadasterkaart uit 1811


In 1980 publiceert Martien Koolen een artikel genaamd: 'Enkele vondsten op de "Zwarte Wiel" te Escharen'. Hiermee wordt echter niet boerderij de Zwarte Wiel aan de Fazantenweg bedoeld zoals wij die tegenwoordig kennen, maar de boerderij van de toenmalige bewoners, Ruud en Diny van der Heijden, aan de Rotscheweg 4.

In het verleden droeg deze boerderij ook de naam 'Swarte Wiel'. Het hele gebied tussen de Rotscheweg, Fazantenweg en de Slaperdijk werd aangeduid met 'Aan de Wiel'.

Om verwarring met de huidige boerderij De Zwarte Wiel te voorkomen, had deze publicatie eigenlijk beter de titel: 'Vondsten op het Middelrot' kunnen krijgen.


Enkele vondsten op de 'Zwarte Wiel' te Escharen

M. Koolen

 

In december 1979 werd aan de Rotscheweg te Escharen opnieuw een groot terrein ontgrond. Ditmaal was het gebied de "Zwarte Wiel".

Daar reeds in eerdere jaren vele terreinen in deze streek zijn ontgrond en er telkens archeologische vondsten te voorschijn kwamen, werd ook dit terrein nauwlettend in het oog gehouden.

Vele vondsten werden echter niet gedaan.

Toch deed de Jo de Wit uit Grave hier een drietal vermeldenswaardige vondsten.

 

Rotscheweg 4, voorheen bewoond door: Fam. Meulepas, Fam. Laurenssen en Fam. Ruud vd Heijden

 

Ten eerste: een vuursteenwerkplaatsje (Fig. I punt A).
Op het hoogste gedeelte van het ontgronde terrein, werd een grote hoeveelheid vuursteen aangetroffen. Het vuursteen werd verspreid gevonden op een plek van ongeveer 5x4m.
Het schijnt dat we hier te maken hebben met een vuursteenwerkplaatsje.
Rond dit werkplaatsje bevonden zich nog een drietal zwarte ondiepe kuilen, met daarin houtskool en kapot gebrande stenen (waarschijnlijk stookplaatsen).

Onder het aangetroffen vuursteen bevinden zich: spitsen, schrabbers, mesjes, stekers, vele afslagen en klingetjes. Ook kwamen er een tweetal pijlschachten-trekkers te voorschijn, van een zachte steensoort.
Na een bekijken door de Hr. Louwe-Kooymans moeten we volgens hem het gevonden materiaal dateren in het eind van het Jong-Paleolithicum of het begin van het Mesolithicum (dus ongeveer 8000 voor Chr.).



Ten tweede: een Laat-Middeleeuwse afvalkuil (Fig. I punt B).
Op het zuidelijke deel van de ontgronding, haast onder een pad dat naar een boerderij loopt, werd een afvalkuil met veel aardewerk aangetroffen.
Omdat de kuil erg diep naar beneden doorliep (tot in het grondwater), moeten we haast aannemen dat we hier te doen hebben met een dichtgestorte waterput of drinkput voor het vee.
Een wandconstructie kon niet worden waargenomen zodat wordt verondersteld dat deze bestond uit een plaggenconstructie.

Het geborgen aardewerk bestaat voornamelijk uit grijs-blauw (gesmoord) aardewerk en enkele stuks Siegburg steengoed.

Grijs-blauw (gesmoord) aardewerk:

27 randfragmenten.
111 wandfragmenten.
13 bodemfragmenten met aangeknepen standring.
1 pootje van een zogenaamde Grape.
1 fragment van ’n breed oor.

 

Siegburg steengoed:

Fragmenten van een 'Grape'

4 ongeglazuurde wandfragmenten.
8 geglazuurde wandfragmenten.
6 geglazuurde bodemfragmenten met ’n aangeknepen standring.
1 wandfragment voorzien van een radstempel-versiering, waarschijnlijk afkomstig van Andenne keramiek.


Het tijdstip dat bovengenoemde afvalkuil of waterput is volgestort moeten we naar aanleiding van het gevonden aardewerk, ongeveer dateren in de 14e eeuw.


Ten derde: twee waterputten (Fig. I, punt C.).
Ten westen van het ontgronde terrein, beneven de Rotscheweg, werden vlak naast elkaar twee waterputten aangetroffen op een diepte van ongeveer 2 meter.
De eerste waterput was een stenen put, met een buiten diameter van 145cm, opgebouwd uit taps toelopende kloostermoppen met een lengte van 26cm.
Van deze kloostermoppen waren nog drie lagen aanwezig, terwijl enkele lagen eerder al door de dragline waren weggetrokken.
Onder deze lagen stenen bevond zich een constructie van zware rechthoekig gekapte balken, voorzien van inkepingen en verbonden houten pennen.
Uit deze put kwam geen enkele vondst. Datering 16e of 17e eeuw.

 

 

Ongeveer 8m ten noorden van deze eerste waterput werd een tweede put aangetroffen.
Het gaat hier om een put die vervaardigd is van een oud (wijn)vat, waarvan deksel en bodem verwijderd waren.
De duigen waaruit dit vat was opgebouwd (17 stuks) waren van eikenhout. De buitendiameter van deze put bedraagt 90cm en is op de gevonden diepte geplaatst in een ronde ingraving van 130cm doorsnee.
Op een van de duigen bevond zich een inscriptie, die waarschijnlijk iets met de inhoud of de inhoudsmaat te maken heeft. (Fig. 4)
Uit deze waterput werden enkele kleine aardewerk-fragmenten geborgen, waarna we de put ongeveer kunnen dateren in de 14e of 15e eeuw.
Naar alle waarschijnlijkheid hebben we hier te doen met de voorganger van de eerder genoemde stenen waterput.


Losse vondsten over het gehele ontgronde terrein.
Verspreid over het hele terrein werden ook nogal wat losse vondsten gedaan, bestaande uit o.a.:

  1. Een nagenoeg compleet geglazuurd (melk)kannetje (18e eeuw).
  2. Grote hoeveelheid 17e en 18e eeuws aardewerk, waaronder: fragmenten van een Grape (een potje rustend op drie poten), blauw beschilderde borden (Delfts), schaaltje met slibversiering in noppenmotief en veel geglazuurd steengoed.
  3. Een hoofdstuk van een pijpaarden Madonna-beeldje.

 

Patagon of Albertusdaalder

 

4. Met de metaaldetector werden ongeveer 35 koperen munten gevonden, waaronder vele Provincie munten (Duiten), daterend vanaf de tweede helft van de 17e eeuw.


Ook werd een zilveren munt van de zuidelijke Nederlanden ter waarde van 48 stuivers gevonden.
Deze zilveren munt (zonder jaartalaanduiding) werd geslagen sedert 1612, in opdracht van de toenmalige souvereinen van de zuidelijke provinciën Albert en Isabella, aartshertogen van Oostenrijk, hertogen van Bourgondien (1598-1621).
Met noemde deze munt PATAGON en werd in betaling gegeven als rijksdaalders.Vandaar ook de naam Albertusdaalders.

 

Alle bovengenoemde losse vondsten werden aangetroffen in de bovengrond, maar toch wel vermeldingswaard om een zo gedetailleerd mogelijk overzicht van het geheel terrein te krijgen.


Glazen La-Tène ring of hanger.
Reeds eerder werd door de dochter van de bewoners van dit terrein (in 1977 of 1978), op een niet nader bekende plaats op dit terrein, een glazen ring of hanger gevonden.
Het gaat hier om een losse vondst, die tijdens ploegwerkzaamheden in de bovengrond werd aangetroffen.
De ring of hanger uit de Late-Ijzertijd (300 v Chr. tot het jaar 0), is vervaardigd van paars glas en voorzien van opgelegde zigzagversiering van gele glaspasta.
Vindster en eigenares van de ring is Francien v.d. Heijden.

 


Francien van der Heijden (Gennep 2016):

1979: De draglines gooiden de zwarte aarde vlakbij onze boerderij op grote hopen. Deze zandhopen hadden zeker mijn belangstelling. De scherven kon ik er bij wijze van spreken zo afrapen en uitgraven. Alles uit zijn verband natuurlijk.

 

afb. 1

afb. 2

 
Met de vondsten ben ik later nog een keer naar het Graafs Museum geweest. Martien Koolen heeft mij toen alles over de herkomst ervan verteld en heeft nog enkele scherven gedateerd. Dat was natuurlijk erg interessant.
Deze gevonden ‘schatten’ heb ik nog altijd bewaard en liggen in een doos op zolder.
Hierbij de foto’s: een aardewerk pot (heeft Anja nog voor een groot deel kunnen plakken) (foto 2), fragmenten van o.a. kogelpotten (foto 3) en een detail van een aardewerken kruik (foto 1) waarop Adam en Eva staan afgebeeld die verjaagd worden uit het paradijs.

 

afbeelding 3