Tolplaatsen


In de negentiende eeuw verschenen overal in het land tollen ter financiering van de aanleg en onderhoud van wegen. Escharen had vier plaatsen waar om die reden tol geheven werd. Hierboven zien we de tolplaats bij de Veegetas, bij de Escharense brug en op de Kouwenoort.


Algemeen: Tolrecht is het recht van de beheerder van een landweg een heffing op te leggen voor het gebruik ervan. Deze tol wordt vaak geheven aan de ingang van de tolweg, bijvoorbeeld in een tolhuis, tolhek, tolboom, tolpaal, een plek die ook wel kortweg 'Tol' wordt genoemd.

Vanaf de 17e eeuw begon de handel over land te groeien en werden er betere wegen aangelegd, die werden bekostigd met wegtollen. Tolplaatsen verrezen daarop aan bijna alle verbindingswegen. Bij een tolplaats vermeldde een tarievenbord de prijs die diende te worden betaald alvorens tolhek of tolboom werd geopend voor doorgang. Heel vaak was er bij zo'n tolplaats een herberg gevestigd. Zo ook hier in Escharen.
De tolgelden werden gebruikt voor het in stand houden en verbeteren van de wegen.
Tolheffing werd ingesteld volgens een vast stramien. Om de 5 kilometer (ongeveer een uur lopen) een tolhek en wel zo dat steden zich altijd in het midden van een dergelijke afstand bevonden; op 2,5 kilometer van elke stad stond een tolboom. Er was een abonnement beschikbaar voor diegenen die de tolboom vaak moesten passeren. Vrijstelling van tol hadden onder andere de paarden van boerderijen, molens en fabrieken die zich binnen 2,5 kilometer van de tol bevonden.
De tol werd geheven door een tolpachter wanneer het om een particuliere weg ging en door een tolgaarder (ambtenaar) wanneer het om een rijksweg ging.


De Tolgaarder

Een tolgaardster int het tolgeld van een ruiter. Rechts het tarievenbord van het te betalen tolgeld.

(1841, P. de Goeije, Het Geheugen van Nederland)


In het boek: Geschied- en Aardrijkskundige beschrijving der stad Grave (L. Hendrikx, 1845), treffen we twee alinea's aan over tolheffing in Escharen. 

Bovenstaande beschrijft het heffen van 'Ossentol' in het jaar 1719. In onderstaand alinea lezen we dat tolheffing soms ook gebruikt werd als 'strafmaatregel'. De schepenen van Escharen weigeren in het jaar 1685, nog langer mee te werken aan het vervoeren van de veroordeelde misdadigers vanuit Grave naar de Galgenberg in Escharen. Deze 'berg' lag in de Heesbergen in Escharen op de grens met Gassel. Op deze weigering reageerde het stadsbestuur van Grave door alle ingezetenen van Escharen en bewoners 'des Lands Cuyk', voortaan weggeld te laten betalen.


Op de Vegetas.

In een Gemeentelijk jaarverslag lezen we het volgende:

Provincialen Grindweg:

Deze doorloopt de Gemeente slechts eenen kleinen afstand en wel van af de Jurisdictie der stad Grave tot aan de grensafscheiding met de Gemeente Gassel, deeze wordt van wege de Provincie in eenen goede staat onderhouden, de daarop bestaande ééne Tol is geplaatst bij de huizinge de Vegatas, gelegen onder deze Gemeente.

Uitsnede landkaart van het jaar 1850

Oorspronkelijk werd met de naam 'Vegetas' het gebied aangeduid en niet de boerderijen. Door de jaren heen zijn hier op deze tolplaats, twee herbergen ontstaan die deze naam gingen dragen.
Verschillende benameingen komen we tegen: 'Veechtes', 'de Veegtasse', 'Vegetasch', Vegetas' en 'Veeghtas'.

In het boek 'Studien over waterschapgeschiedenis' deel 7, staat een interessante tekst. Ook in Duitsland schijnt de naam 'Veegzak' of 'Veegtas' voor te komen voor plaatsen waar tol geheven werd.  

In het boek verklaren de naam als volgt: het geld werd uit hun (broek)zak of op zijn Brabants, 'tes' geveegd (gehaald). Zoals wij nu nog de uitdrukking kennen: 'Iemand het geld uit zijn zak kloppen'.

Zo is het dus een heel toepasselijke naam voor een tolplaats.

Op de pagina  Herberg de 'Vegetas' kunt meer over de geschiedenis van dit gebied lezen.

 

Graafsche Courant 1861 

Uit het bevolkingsregister weten we dat in 1861, in Wijk A nr. 101,  weduwe Maria Bouwmans van de Heuvel woonde. Haar man stond als timmerman en tapper te boek. In 1861 komt Petrus Hanegraaf uit Reek hier als kostganger inwonen. Deze Hanegraaf was Tolgaarder van beroep. In de Graafsche Courant verschijnt dan bovenstaande advertentie. Blijkbaar was hij dus niet alleen tolgaarder maar organiseerde hij ook in 'een doelmatig versierde tent' een gelegenheid om de Escharense Kermis te vieren. Hij belooft goede dansmuziek en een prompte bediening.


Verzoek van tolpachters in juli 1861 voor kwijtschelding gedeeltelijke pacht i.v.m. overstromingen van de Beersche Maas. Dit werd afgewezen.


1872 Verkopen van de Tolpost nr. 1 in Escharen aan de Vegetas.


Foto gemaakt rond 1950 waar toen Familie Theunissen woonden, van voorheen Herberg De Vegetas.  Tegenwoordig is het een dubbele woning, Vegetascheweg 12 en 14. De straat liep vroeger nog recht voor het huis langs. Later is deze weg verlegd waardoor het huis verder van de straat af kwam te staan.

Wanneer de tolplaats bij de Vegetas is opgeheven is ons (nog) niet bekend.


Op de Hoogeweg

Na verschillende vergaderingen met het provinciaal bestuur en de Gemeentebesturen van Escharen, Mill en Wanroy werd in 1847 besloten om gezamenlijk een weg aan te leggen, beginnende ten zuiden van de Elftweg te Grave, over het grondgebied van Escharen naar Mill en Wanroy, tot aan de Beugense grens.

'Aanleg grindweg neemt een aanvang van den grooten weg nabij den handwijzer, volgt den bestaande landweg tot op den Beerschen Maasdijk welke dijk langs de huizingen genaamd Kouwenoord loopt, bij baak 1 zal een afscheiding over het Escharensche Broek gemaakt worden tot aan baak 2 en voorts wederom den bestaanden landweg langs het Pannenhuis tot aan het begin der heide of de huizinge van P. Nuijen, dan zal de weg over een regte lijn over de hooge heide worden aangelegd naar de kom van Mill'. In verband met de Beersche Overlaat zou dit een hoge weg moeten worden.

In de kosten van deze weg zal de provincie een derde deel bijdragen. De overige twee derde delen moeten opgebracht worden door de gemeenten en wel Mill vijf achtste deel, de gemeente Escharen en Wanroy elk de helft van de resterende drie achtste delen. 
Ook op deze basis zullen de onkosten van onderhoud van de weg verdeeld worden.

Het geld voor duurzaam onderhoud zal worden gevonden uit de opbrengsten door op de weg te plaatsen tollen.

In de notulen van de Gemeenteraadsvergadering lezen we hierover het volgende:
Met ingang van 1-4-1856 zal een weggeld of tolgeld worden geheven op de door de gemeente Mill en

St. Hubert, Escharen en Wanroy, gezamenlijk aangelegde grindweg.
1. aan den tol bij het huis en herberg van Arie van Haren, aan de Kouwenoort onder Escharen.
2. aan den tol bij het huis en herberg van Peter Nuijen onder Escharen onder voorwaarde dat deze tollen en tolboom te kunnen verplaatsen tot bij of tegen het huis van den Heer Nicolaas Petrus van Ham, genaamd het Pannenhuis.

 


De tolgelden voor doorgang waren:

- Voor ieder rij- of voertuig met vier wielen, bespannen met niet meer dan één paard: 5 cent.

- Voor een kar of voertuig bespannen met één paard, os, stier of muilezel: 4 cent.

- Voor ieder rij- of voertuig met vier wielen, bespannen met meerdere paarden, voor ieder paard: 3 cent.
- Voor ieder gezadeld paard: 2 cent.
Voor ieder ongezadeld paard: 1⁄2 cent.

- Voor ieder stuks hoornvee, groot of klein en welken ouderdom: 1 cent.

- Voor ieder varken, jong en oud en welk gedreven wordt: 1⁄2 cent.

- Voor iedere ezel, bespannen of niet bespannen: 1 cent.

- Voor een hondenwagen of kar, bespannen met één of meer honden: 1 cent.


- Voor een schaap: 1 cent.

- Voor een kudde schapen voor elke vijf stuks: 1 cent.

 

Gemeentebegroting 1868


De kosten van bemanning en onderhoud van de tolposten onder Escharen waren f 153,- per jaar. Dit was aanzienlijk hoger dan dat het opleverde nl. f 61,- gemiddeld per jaar. Op 1 januari 1874 werden de tolposten hier op de Hoogeweg in Escharen daarom weer opgeheven. Van Provincie Noord-Brabant kreeg Gemeente Escharen toen voortaan een bijdrage in de onderhoudskosten.

 

De naam van de herberg bij het Hoekske werd meteen aangepast: Herberg 'aan den Tol' werd toen Herberg 'aan den Ouden Tol'. Zie advertentie uit 1885 hieronder.

 

Graafsche Courant 1885

 

Graafsche Courant 1881


Bij de Escharense brug:

Uit de notulen van de  Gemeenteraad 29-10-1861:
art.1. m.i.v. 1-1-1862 zal een weggeld of tolgeld worden geheven op de grindweg, aanvangnemende aan de grindweg van Escharen, Mill en Wanroy, ter plaatse genaamd Kouwenhuizen, lopende vervolgens over de Escharense brug langs de huizing, genaamd de hekkens, tot aan de provinciale weg van Grave naar de Limburgsche grenzen, ter plaatse genaamd de Schabbert, uitmakende een lengte van 2251 ellen.

In 1859 besluit de gemeente Escharen tot 'aanleggen eener aardenbaan en het begrinden derzelve'. Dit gaat gebeuren ter vervanging van de daar al aanwezige  een landweg.

Hiernaast staat de advertentie met de aanbesteding weergegeven.

Om voor deze nieuwe 'aardbaan' te bekostigen werd er besloten tol te gaan heffen. 

De onderhoudskosten worden geraamd op f 80,- per jaar. De opbrengst aan tolgelden wordt geschat op f 30,-. Als tolplaats werd de Raambrug gekozen.

De gemeente nam een tolgaarder in dienst en deze stond ook als zodanig als ambtenaar op de personeelslijst. In het archief van 1872 zien we de naam Maria Jansen staan: Wegens hare jaarwedde als Tolgaardster aan de Tol bij de Escharensebrug, f. 15,00. 

Maria Jansen dankte deze baan zeer waarschijnlijk aan het feit dat ze de echtgenote was van Peter Engelmann, veldwachter hier in Escharen van 1850-1875. Hun woning stond bij de Escharense brug.

Tolgaarster zijn was een goed betaalde baan als we haar jaarwedde vergelijken met dat van haar man die de gemeentelijke veldwachter was.

 


Veergeld

Als de Beersche Maas in werking was stond het hele gebied ('t Broek) vanaf de Zanddijk tot aan de Hoogeweg onder water. Dit gebeurde elke winter wel een paar keer en dat gaf natuurlijk veel overlast.

Zo was er op Hal een nood- of winterschool opgezet omdat schoolgaande kinderen daar anders wekenlang van onderwijs verstoken zouden blijven.

Door de hoge waterstand verloor de Raambrug zijn functie en al het inkomende en uitgaande verkeer van de kom van Escharen was aangewezen op een roeiboot. Er werd door de Gemeente een veerdienst in werking gesteld en zo kon men per roeiboot tegen betaling door de 'veerbazen' overgevaren worden. 

Uit het dorpsarchief weten we dat deze boot, de 'gemeente-aak', jaarlijks onderhoud kreeg van de timmerman. In de zomer lag deze boot opgeslagen tegen de belt van de molen op de Zanddijk.

 

 'Veerbazen' in Escharen


Op deze foto gemaakt in 1926, zien we v.l.n.r. Herman(Mantje) van der Heijden, Piet van der Heijden en Frans van Bommel.
Ook Antoon van Sambeek, toen wonende aan de Hoogeweg, nu De Brouwketel, heeft dit jaren gedaan.

Zo zette hij op zondagmorgen het 'kerkvolk' uit de Lage Hei en de Bolt over, voor de Hoogmis. Ook Frans Spanjers, wonende hoek Zanddijk - Beerschemaasweg was een tijd veerbaas. Niet alleen met de roeiboot maar ook met paard en kar werden de mensen overgezet.

In het gemeentearchief hebben we aantekeningen gevonden voor 'de bediening van dit overzetveer'. Toon van Sambeek kreeg als veerbaas hier in de winter van 1921-1922, het bedrag van f. 2,- per dag voor als de Beersche Maas in werking was.

 

Bediening van het overzetveer tot mei 1922:
Om het uur van 's morgens 7 uur tot 's avonds 6 uur moet worden overgezet. De eerste overtocht te beginnen aan de zijde waar de aannemer woont, tegen het volgend tarief:

Voor elk persoon eens ...
Kinderen beneden 12 jaren betalen ...
Voor een varken, schaap, geit, lam, bok of kalf ...
Voor een kruiwagen of tweewielig voertuig waarvan de inhoud minder dan 1/2 M3 bedraagt, met of zonder begeleider ...
Voor een gevulde zak of mand, kuip of kist minder dan 1/2 M3
inhoud hebbende ...

f. 0,05
f. 0,025
f. 0,10

f. 0,10

f. 0,05

Karren of wagens een groter inhoud hebbende dan 1/2 M3 of voorwerpen groter dan 1/2 M3 worden niet met den roeiboot overgebracht.
Bij storm of ijsgang wordt het dubbele van het gewoon veergeld geheven.
Schoolkinderen hebben vrijen overtocht.

 

Toen in 1938 de Beersche Maas door verschillende maatregelingen bedwongen was  o.a. door het in werking stellen van het Gemaal van Sasse in Grave, waren er geen overstromingen meer en was dus ook een veerdienst overbodig geworden.