Vrouw (63) mishandeld in de Lage Hei


In het archief van het Brabants Historisch Centrum komen we een schepenprotocol uit Grave tegen van de datum, 3 april 1793. Hierin wordt verslag gedaan van een aangifte wegens mishandeling door Maria Reijnen. Zij is de 63-jarige weduwe van Claas Cornelissen en woonachtig op boerderij De Krakenburg. (tegenwoordig Zandvoortsestraat 15) In Grave zetelt de Ambtman J. van der Dussen en hij behandelt de kleine rechtszaken uit de regio.

 

Kaartuitsnede Lage Hei 1851 waarop de drie genoemde boerderijen staan aangegeven.


De locatie van de drie genoemde boerderijen uit de akte staan hierboven afgebeeld. Boerderij De Krakenburg was in het bezit van Heer Joachim Melchior, een koopman uit Grave. Claas Cornelissen was de pachter en de genoemde Maria Reinen was zijn 63-jarige weduwe.
De Kleine Mulder was in het bezit van Meester Melchior de Meuze, advocaat in Grave. De heer Douvens logeerde op dit adres. De Kleine Mulder was een groot voornaam huis dat bestond uit twee verdiepingen. Hierbij hoorden ook nog een knechtenhuis en een grote schuur.
Boerderij De Schrijfakker was eveneens in het bezit van Heer Joachim Melchior. Pachter en bewoner was Willem Gielens.


3 april 1793. Index schepenprotocol Grave  (BHIC 7041.293.96)

...  dat voor Douvens met een zwaar hout dienende voor de sopketel, het welk hij uijt de keuken had meede gebragt, op de linker schouder heeft geslaagen zodat zij op de grond viel, dat zij comparante opstaande en haar met de vlugt zoekende te redden door Douvens is vervolgt en agterhaalt en deerlijk met het hout geslaagen is geworden....


Hieronder het volledige verslag van de aangifte.

 

3 april 1793. Index schepenprotocol Grave

(BHIC 7041.293.96)

Maria Reijnen, weduwe van Claas Cornelissen, oud 63 jaren wonend te Escharen op de Kraekenburg verklaart voor ambtman J. van der Dussen, dat zij op 25 maart 1793 j.l. namiddag 5 beesten in haar weiveld zag die genoegzaam gehele akker met groen zaad hadden afgeweid. Deze beesten waren van de Kleine Mulder en zij heeft die beesten naar huis van de Kleine Mulder gedreven. Het was toen half 4. Toen zij aldaar op de stal kwam, vroeg ze: ”Is het wel fatsoenlijk om die beesten in het veld te laten lopen, zonder dat er herder bij is?” Toen kwam de heer Douvens die daar logeerde, naar haar toe en zei dat hij van zulke redenering niet gediend was en dreigde de vrouw met een groot hout, dat diende voor de sopketel. Hij sloeg haar daarmee op de linkerschouder zodat ze op de grond viel. Ze is opgestaan en weggevlucht, maar Douvens is haar achtervolgd en haalde haar in. Hij sloeg met de stok op haar hoofd en daarom hield zij haar linkerarm boven haar hoofd. Deze arm is bont en blauw geslagen, waarna Douvens haar bij de keel kneep en haar toen met beide benen in het water heeft gestoten om haar te verdrinken. In het water stak een paal boven het water uit waaraan ze zich kon vastgrijpen. Zij zag toen Willem Gielens en zijn knecht komen aanlopen, wonend op de Schrijfakker, welke haar hebben ontzet. Ze is meteen naar de ambtman gegaan om dit te melden. Omdat ze geen dokter kan betalen, heeft ze haar arm met brandewijn-doeken verbonden. 
Deze verklaring wordt bevestigd door de mede verschenen Willem Gielens ca. 40 jaar en knecht Aart Adriaans, ca 20 jaar, wonend op de bouwhof, genaamd de Schrijfakker.


De verklaring wordt, door middel van het zetten van een kruis, ondertekend door Maria Reijnen, Willem Gielens en Aart Ariens. Zij geven aan allen niet te kunnen schrijven.


Natuurlijk zijn we benieuwd of deze aangifte van Maria Reinen geleid heeft tot een rechtszaak. We hebben daar in ieder geval niets over kunnen vinden. De afloop laat zich daarom eigenlijk wel raden. Als de Heer Douvens een belangrijke logè was van  advocaat Melchior de Meuse, dan zal De Meuse met zijn invloed zeker een rechtszaak hebben weten te voorkomen. Douvens zal hooguit een berisping hebben gehad. Maria Reinen was als ongeletterde arme bejaarde weduwe geen gelijkwaardige partij. Ze zal dan ook geen excuses hebben gehad durven wij aan te nemen.


Boerderij De Schrijfakker rond 1950 bewoond door Familie Bisseling.