1794: rampjaar voor Escharen


Schadelijst 1795  Bron BHIC: Dorpsbestuur Escharen 1699-1813

 

In het archief van het B.H.I.C.: Dorpsbestuur van Escharen 1699 tot 1813, vonden we een dossier uit 1795 met daarin:
‘Lijst met vermelding van de door de ingezetenen van Escharen geleden schade tengevolge van de krijgsverrichtingen van het Franse republikeinse leger.’
Naast opsommingen van de geleden oorlogsschade door de Escharense bevolking bevat het dossier ook een beschrijving gemaakt door de toenmalige Schout en Schepenen, over de erbarmelijke toestand in het dorp Escharen.

Om te kunnen begrijpen waarom dit schrijven is opgesteld, moeten we meer weten over wat er hier in het najaar van 1794 gebeurde. Escharen grenst aan de vestingwerken van Grave, zodat het midden in het strijdtoneel lag. Wat waren dus die krijgsverrichtingen van het Franse leger en wat waren de gevolgen voor het dorp Escharen? Niet voor niets zei men vroeger dat Escharen twee vijanden had;

'De Graaf' (stad Grave) en de 'Beersche Maas'. Beiden hebben de ontwikkeling van Escharen eeuwen lang nadelig beïnvloed. 


Kaartuitsnede van Franse belegering met hun stellingen rond Grave.


Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd Grave tweemaal belegerd en veroverd, namelijk eerst in 1586 door de Spanjaarden onder Parma en in 1602 door Prins Maurits, stadhouder der Verenigde Nederlanden. In 1672 ging Grave over aan Lodewijk XIV, koning van Frankrijk. Twee jaar later wist het Staatse leger Grave weer in handen te krijgen. De zich fel verzettende Fransen maakten onder de aanvallende troepen maar liefst 16.000 slachtoffers voordat ze Grave uit handen gaven. In de stad lag meer tegen de vlakte dan dat er nog overeind stond.
Na dit zware beleg werden de vestingwerken grondig vernieuwd. Het kasteel verdween en de Hampoort werd gebouwd.
Nog eenmaal werd Grave belegerd en beschoten; in 1794 verdedigde generaal De Bons de stad tegen, opnieuw, de Fransen.


Vestingstad Grave in puin. Prent uit 1674.


De schadelijst van het Franse leger in Escharen bevat 154 claims:

 

Lijsten met vermeldingen van de door de ingezetenen van Escharen geleden schade ten gevolge van de krijgsverrichtingen van het Franse republikeinse leger, 1795.


'Wij schout en scheepenen van 't Dorp Eeschaare,
hebbe in overweeging genoome den aakiligen toestand onser gemeenten, dewelke bijna totaal geruineerd is, en waar over wij geene quitantien kunne aantoone, door dien ons alles wat wij verlooren hebben door geene requisitien, maar enkel en alleen door de troupes der Fransche Republiek op een illegaale wijze ontnoom en verwoest is.
Zoo is't dat wij bovengem. geresolveeerd hebbe, onse inwoonderen haere schade specificq te laeten opgeven en zulks door onse inwoondere gedaen zijnde, zoo hebben wij volgens onsen eed, het dorp ons aan bevoolen zijnde, ons verpligt bevonde nar den opgaaf ondersoek te doen, dewelke geschied zijnde is, alles volgens de opgaafe conform bevonde en aengaande de reruineerd gebouwen door twee deskundige timmerlieden getaxeerd zijnde, is gebleken de totaale schade te zijn als hier volgt.'

 

M. de Meuze,

 

Mr. Melchior de Meuze was advocaat en woonde op 'de Kleine Mulder' aan de Schrijfakkerweg.

(zie Kleine Mulder)

2 Chaise tuigen  f 40,-

Bibliotheek  f 100,-

Ruth van Raay,

 

Molenpad (verdwenen woning naast 'Den Alendonk')

Ruth was toentertijd meester timmerman:

timmerhout  f 100,-

timmermansgereedschap  f 16,-

verder:

Schade aan getimmerde  f 1300,-

 


Bastiaan van den Wiggelaar (Wiegelaar),
'De Hekkens' (Piet Cruijsen)


Schade aan getimmerde  f 1200,-

varkenskooj en balkhout  f 50,-

10 karren turf  f 20,-

Cornelis van Ham,

'De Groote Mulder' (Fam. Gerrits, Hoogeweg)

 

Een mistkar   f 25,-

3 Koopere ketels  f 24,-

2 eijsere potten  f 3,-

80 vimme Rijstbosse (?)  400,-

opgaande bomen  f 900,-

 


Antoon van der Burg / Antoon van der Burgt

 

Bourbonplein (tegenover de kerk waar later bakkerij, herberg Van Raay stond)

Antoon van der Burgt had toentertijd een kruidenierswinkel:

aan winkelwaaren  f 700,-

 

Burgemeester van Oyen,

 

Hiermee wordt Mr. W.G. van Oijen bedoeld, oud Burgemeester der stad Tiel.

Hij woonde op Den Alendonk maar was ook eigenaar van 'Huize De Bolt'. Deze schade betreft 'Huize De Bolt', een groot bouwhof met rondom een gracht, op de Bolt. Na de vernielingen in 1794, is 'Huize de Bolt' nooit meer opgebouwd.

Schade aan getimmerd  f 2000,-

opgaande boome    f  2000,-

Heijningen Hekke en brugge  f 300,-


De Grote Revolutie met de leus van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap begint in Frankrijk in 1789. Vier jaar later, op 1 februari 1793, verklaart de Franse Republiek de oorlog aan de koning van Engeland en de Nederlandse stadhouder. Hierdoor levert Frankrijk strijd met Oostenrijk, Pruisen, Engeland en de Republiek der Verenigde Nederlanden.

Massale volkslegers verschijnen in 1794 op het strijdtoneel. De Franse troepen staan onder commando van generaal Charles Pichegru (1761-1804). Deze beschikt in totaal over 72.000 soldaten, 18.500 paarden en 304 stukken geschut.
De mobiliteit van de legers wordt vergroot door een nieuw systeem van bevoorrading: de levensmiddelen voor de manschappen en het voer voor de paarden worden ter plaatse gevorderd of gekocht. De plaatselijke bevolking wordt ook gedwongen onderdak te verstrekken en diensten te leveren, zoals het beschikbaar stellen van karren met trekdieren en voerlieden.

 

Om de opmars van de Fransen te stuiten besloten de beide geallieerde bevelhebbers, Willem van Oranje en de Hertog van York, in Staats-Brabant te komen tot een taakverdeling. De Staatse troepen zouden de steunpunten in de Zuidwaterlinie bezetten en de Engelsen zouden de oostelijke helft van Staats-Brabant verdedigen.
Het Engelse leger is echter niet opgewassen tegen de overmacht van de Fransen en trekt zich steeds verder uit Staats-Brabant terug. Komende vanaf ‘s Hertogenbosch verblijven zij op terugtocht daarom in september 1794 enkele dagen bij de vesting van Grave. Dit leger is moegestreden en hongerig. Zij vorderen in het gebied rondom Grave onderdak en voedsel voor manschappen en paarden. Het woord ‘plunderen’ is voor hun verblijf hier meer op zijn plaats als we naar de schadelijst kijken die de Escharense Schout na hun vertrek heeft opmaakt. Op 16 september 1794 steekt dit Engelse leger de Maas over, op weg naar Nijmegen.

 

'Eerscharen', uitsnede uit kaart 'Grave en omgeving', in het jaar 1749.


De stad Grave was inmiddels goed op een eventueel beleg door de Fransen voorbereid. De vestingwerken werden uitgebreid en versterkt. Vestingcommandant was generaal-majoor Andreas de Bons, 74 jaar oud. Hij heeft met 1.580 man zijn garnizoen eind september 1794 redelijk op sterkte. Burgers die in de stad niet per se nodig zijn worden verzocht de vesting te verlaten.

Op 14 oktober 1794 staat dan het oprukkende Franse leger met 6.000 manschappen voor de vesting van Grave. Generaal de Bons krijgt schriftelijk bevel van de stadhouder om tot het uiterste stand te houden. Een verzoek voor overgave van de Franse bevelhebber Salme, wordt dan ook afgewezen. De Fransen werpen batterijen (geschutsopstellingen) op en er volgen hevige beschietingen. Grave wordt volledig ingesloten door Franse troepen.
Op 9 december kwam er wederom een een aanbod tot overgave, maar ook nu wilde De Bons hier niets van weten. De vijand begon de vesting nu ook overdag met artillerievuur te bestoken. Er vielen maar weinig slachtoffers maar het aantal gewonden nam daarentegen sterk toe. De voedselvoorraad werd kritiek en bijna alle huizen hadden schade opgelopen door geschutvuur en brand. Door de strenge vorst vroren de grachten dicht en dat ijs moest dagelijks opengehakt worden. De Gravenaren waren eind december ten einde raad en ze trachtten De Bons te bewegen om over capitulatie te onderhandelen.
Op 23 december nam generaal De Bons de situatie in de vesting op. Van de militairen en burgers waren er 260 ziek of gewond en er resteerde nog voor vier tot zes dagen aan eten en drinken. Verder raakte de munitie op en van het geschut was het merendeel niet meer inzetbaar.
Op tweede Kerstdag wordt besloten op een eervolle overgave aan te sturen, waarbij de troepen een vrije aftocht moesten krijgen. De Fransen eisten echter dat de bezetting in krijgsgevangenschap zou gaan. Uiteindelijk gingen De Bons en de zijnen met deze voorwaarde akkoord. Op 30 december 1794 verliet de ongeveer 1400 man sterke Staatse bezetting de vesting via de Hampoort.

 

Een verslag van het beleg van Grave (winter 1794-1795) staat beschreven in “De oorlog van 1794-’95″  van F.H.A. Sabron (deel II. Drukkerij Broes Breda) De Generaal de Bonskazerne in Grave, gebouwd in 1939, is vernoemd naar de toenmalige vestingcommandant Generaal Andreas de Bons.


Kanonskogel gevonden door Rinus Verstraten in Escharen, bij het uitgraven van de sloot langs de Cuijksesteeg, in 1985. De kogel heeft een diameter van 15 cm. en een gewicht van 10,9 kg.


Van begin september 1794 tot 30 december 1794, 4 maanden lang, verbleven eerst de Engelse en daarna de Franse legers zich buiten de vesting van Grave. De dorpen in de omgeving hadden dus zware tijden. Escharen in het bijzonder. Men moest inkwartiering van de Franse troepen toestaan. Toezien dat al hun voedsel en veel goederen, zoals karren, paarden, hooi en strooi werden gevorderd. Er was inmiddels zo’n groot voedsel tekort in deze omgeving dat zelfs de Franse soldaten om die reden deserteerden. Alle huizen en gebouwen in Escharen waren door brand of plundering zo beschadigd dat bewoning nauwelijks nog mogelijk was.
Ook de kerk is in 1794 geplunderd, verwoest en afgebrand. Franse soldaten die in de kerk waren gehuisvest schijnen een vuurtje aangelegd te hebben tijdens het wacht houden.


Voor de bevolking was het belangrijkste middel van bestaan, de landbouw. Door de oorlog was het bouw- en weiland niet bewerkt of ingezaaid. De percelen land lagen in het strijdtoneel en er waren trouwens geen paarden meer om het land te bewerken. Het vee was in beslag genomen dus waar men eerst zelfvoorzienend was qua voedsel, was dit nu onmogelijk. De koeien, de schapen, de ganzen en de kippen waren allemaal gevorderd. Ook de wintervoorraad bv. de aardappelen en wortelen waren in beslag genomen. Het land was niet ingezaaid dus was er ook het komend seizoen niets te oogsten.
Tot overmaat van ramp kwam er in het jaar 1794-1795 ook nog eens een hele strenge winter.

 

De Schout en Schepenen van Escharen schrijven in 1795 dan ook niet alleen een schadelijst maar daarnaast ook een brief:
‘Dese voorgemelde schade hebbe onse gemeente in de uijtersten armoede gedompelt, en zelfs zoo dat de meeste onser inwoonderen ten lasten hunner familien dewelke in andere dorpen woonen, aldaer voor haare arme beroofde vrouwe, kinderen, en day weijnige vee, dat haer nog is overgebleven moete onderhoud zoeken, en dit alles, is alleen nog niet genoeg om te zeggen, wij zijn totael geruineerd: maar het besaaijen onser landrijen dat nu niet meer kan zijn, brengt ons niet alleen voor dit jaer, maar nog voor een reeks van jaeren buiten 't genot van die inkomste, welke onze inwoondere geheel en al niet missen kunnen.’

 

De opsomming van de totale schade is het bedrag van f 88.750,05 en het bevat 189 schadeclaims.

Een immens hoog bedrag toentertijd. Het hele dorp moet dus geruïneerd zijn geweest. Sommige boerderijen komen voor op zowel de Engelse als de Franse schadelijst.

Jammer dat we in archieven tot op heden nog niets hebben kunnen vinden waaruit blijkt dat er inderdaad  ook een schadevergoeding is uitgekeerd. De meeste huizen in Escharen zijn echter weer herbouwd, meestal op nagenoeg dezelfde plaats. Sommige boerderijen hebben echter dermate schade opgelopen dat ze niet meer hersteld werden. Zo is het 'kasteel' Huize De Bolt, in 1794, zo zwaar beschadigd en daardoor later in verval geraakt, dat het niet meer herbouwd werd.

Het dorp Escharen zou er heel anders uitgezien hebben zonder deze verwoestingen in 1794.

 

Ook in de geschiedschrijving van Kasteel Tongelaar wordt melding gemaakt ‘van het arme dorpje Escharen, met nog nauwelijks 400 inwoners, dat door de oorlog was gekomen tot extremiteit en desolatie, doordat de gegoeden er zich kwalijk konden ophouden wegens de vijanden en dat het door de rebellen zo geplunderd, beschadigd en vernield was’.


1795 schade door de  'Engelse armee'

 

Escharen, 5 febr. 1795

 

'Dese voorgemelde schade, door de troupes der fransche republicq gelede, en de ruinatie door de Engelse armee die maer een korten tijd alhier gelegert zijn geweest zoo als hier nevens blijkt onder Lit. B hebbe onse gemeente in de uijtersten armoede gedompelt, en zelfs zoo dat de meeste onser inwoonderen ten lasten hunner familien dewelke in andere dorpen woonen, aldaer voor haare arme beroofde vrouwe, kinderen, en day weijnige vee, dat haer nog is overgebleven moete onderhoud zoeken, en dit alles, is alleen nog niet genoeg om te zeggen, wij zijn totael geruineerd: maar het besaaijen onser landrijen dat nu niet meer kan zijn, brengt ons niet alleen voor dit jaer, maar nog voor een reeks van jaeren buiten 't genot van die inkomste, welke onze inwoondere geheel en al niet missen kunnen, en dit benevens de importante schadens in dese lijste bevat als meede de gebouwen die door ordre van de voorheen geweesene commendant der Stadt Grave zijn vernield geworden bij
ons niet aengehaald, en zeeker in de voorn. Stads Protocolle te vinde zullen zijn.
Ja dit alles ruineerd ons zoodaanig dat soo wij geene vergoedinge bekoome niet alleen niet in staat zijn eenige lasten te kunne op brengen, maar eenige en zelfs de meeste onser gemeente zullen van armoede moete versmagte.
Wij beveele dierhalven onder Landsvaderen dese onse en verdere vooruitziende aakelige en ongelukkigen toestand aen, en smeeke dat voor onse ongelukkige inwoondere, bij U onse waardige Landsvaderen voor ziening zal werden gedaan'


Eschaare den 5e February 1795


Hieronder enkele afbeeldingen uit deze schadelijst, door de 'Engelse Armee'.

Deze bevat 35 claims.

 

Jacob Symens / Jacob Siemons,

 

Boerderij 'De Zwarte Wiel', (fam. Blom)

Een huijs Orlogie f 20, -   Een staande klok?

Daniel Peeters,

 

Hoeve de Prins, (boerderij Piet v. Boekel)

Een Huijs en Schuur verbrand  f 1800,- 


Dooris Hermans,

 

Zanddijk (Deze boerderij stond op de plaats waar later de boerderij van Fons Bardoel stond.)

Doris Hermans had blijkbaar een bakkerij gezien zijn opgegeven schade:

 Een bakkerstrog  f 12,-

 Een toonbank' f 10,-

verder:

2 bedden met toebehoren  f 60,-

Kledingen  f 70,-

 

Bastiaan van den Wiggelaar (Wiegelaar),

 

'De Hekkens' (Piet Cruijsen), Beerschemaasweg.

Hij komt ook voor op de andere schadelijst.

Blijkbaar een rijke boer met:

19 Koeijen  f 545,-

2 paarde  f 250,-

86 ganze   f 86,-


Hendrik Poos,

 

Aan de schade te zien een herberg, het is de boerderij waar later Burgemeester Mathijs Poos woonde. (verdwenen boerderij Frans Spanjers)

Een anker wijn  f 18,-

Een vat jenever  f 12,-

Dirk Jansen,

 

Later in 1805, woonde er op de Vegetas ene Pieter Janssen, waarschijnlijk gaat dit om dezelfde boerderij.

Een bouwhof afgebrand' f 1200,-


Deze schadelijst uit 1795 is voor de geschiedschrijving van Esteren heel interessant. Je kunt er veel meer uit aflezen dan enkel de opsomming van de schade.
Wie woonde er allemaal in het dorp, en waar? Wie waren de ‘rijke’ boeren? Wat waren de middelen van bestaan? Wat was de waarde van een koe of paard? Wat verbouwden de boeren op het land? Wie was diegene die een schade van f100,- aan zijn ‘bibliotheek’ had? Hoeveel boerderijen zijn er in totaal vernield? Zijn die wel allemaal herbouwd?
Interessant is dat er naast deze lijst uit 1795 ook een lijst van vaste goederen is uit het jaar 1805, je kunt dus namen en goederen gaan vergelijken.
Om al de antwoorden te vinden moet er nog veel werk verricht worden. Wij houden u op de hoogte.


Uit: A. van Hoogstraten, 'Aantekeningen op het land van Ravenstein'.

.

In het boek 'Aantekeningen op het land van Ravenstein' van Kapelaan Van Hoogstraten komen we bovenstaande passages tegen. Hij hield een kroniek bij van de gebeurtenissen uit deze periode, 'De Kronijkje van Zeeland'. Zijn aantekeningen zijn later weer bewerkt door Hans Sluijters.

Ook al gaat dit schrijven over het Land van Ravenstein waar dus Velp onder viel, de toestand in Escharen is, gezien bovenstaande schadelijst, hetzelfde geweest. We weten immers dat o.a. ook 'Huize de Bolt' die dag, 20 september 1794, niet gespaard is gebleven.


Artikel Gelderlander 14-2-2022:


Artikel Gelderlander 28-2-2022:


Het kerkregister van 1794 en de jaren daarvoor, zijn tijdens deze periode ook verloren gegaan. Voor een huwelijk had men destijds een uittreksel van het doopregister nodig. Men moest een doopakte kunnen overleggen. Omdat dit voor veel huwelijkskandidaten in latere jaren dus niet mogelijk was moest men bij het Vredegerecht, een Akte van Bekendheid aanvragen. Om deze te krijgen moest men zich persoonlijk melden bij het Gerecht en een aantal getuigen meebrengen, die bevestigden dat je daadwerkelijk die persoon was, wiens naam je droeg.