De Maurik, een speciale Plaats.


De Maurik rond 1850.


Hendrik Willems (1923) is de jongste zoon van Hendricus Willems en Barbara Jans. Hij is geboren aan de Venweg in de Maurik. Na zijn huwelijk met Anna van de Burgt in 1956,  verhuisde hij naar de Graafseweg, waar ze nu nog steeds samen wonen. In dit artikel verteld Hendrik over zijn jeugdjaren in de 'De Maurik'.

Bet (Barbara) Jans (1878-1965)

Driek (Hendricus) Willems (1871-1954)


Zo rond het jaar 1930 woonden er in de Maurik 11 gezinnen, die allemaal in eigen onderhoud voorzagen. Het Langven was er toen nog, en voor ons huis (Venweg) was ook een heel groot ven. Uit die vennen werd in die tijd nog turf gestoken en in de winter het riet gemaaid. Tien gezinnen moesten gezamenlijk aan pacht f. 2.50 betalen aan de gemeente, ieder gezin een kwartje.

Als het dan hard gevroren had en het ijs was sterk genoeg, dan werd er door de buurt gezamenlijk het riet gemaaid en naderhand verdeeld. leder kreeg zijn eigen part en dat werd dan klaargemaakt, in bosjes gebonden en aan de rietdekker verkocht. Ook het hout dat daar groeide, voornamelijk elzenhout werd afgehakt en aan de bakker verkocht voor in de bakoven.

 

Boerderij Driek Willems,

nu Venweg 19, toen Maurik E 50 

 

Als 't ven dan helemaal kaal was en nog bevroren, dan werden de vissen uit het ijs gehakt. Een vis die in het ijs zat was nog goed te eten. Die vis kwam ieder jaar mee met het water van de Beersche Maas tot 1932, toen werd de Maas bij Keent rechtgemaakt. Het ven bevroor toen niet meer helemaal, al vroor het dat het kraakte. Er bleef altijd een treksloot met water open. Daarin werd dan een baal stro aan een touw ondergedompeld voor de nacht. ‘s Morgens werd de baal met een touw uit het water getrokken. De paling die erin zat kwam op het ijs terecht. Men ging dan met een emmertje zand op het ijs. Het zand deed men dan aan de handen om de paling die zich in het stro had genesteld vast te grijpen. Zo haalde men de paling uit de strobalen.

De hond ging altijd mee, maar een keer ging het bijna mis. Een visotter die ook paling zocht, greep de hond bij zijn kaken en sleurde hem over het ijs naar open water. Hij zou hem zeker verdronken hebben als we niet ingegrepen hadden. Het enige wapen waren onze klompen waarmee we hem op zijn kop geslagen hebben totdat hij losliet en dood bleef liggen. De visotter was 1.50m lang van kop tot staart en woog 8 kilo. Het leek wel toeval want het beest was nog niet koud of de burgemeester van Gassel dhr. Peeters (die ook secretaris was van Escharen) kwam langs en wilde hem wel kopen. Om er een bontsjaal van te laten maken voor zijn vrouw. Hij bood voor de visotter 65 gulden, een flink bedrag voor die tijd. We konden er niet meer geld voor krijgen en daarom hebben we hem daags daarna op het gemeentehuis in Escharen, aan Peeters verkocht.

 

25- jarig huwelijk van Driek en Bet Willems met tussen hen in, jongste zoon Hendrik.

 Boven: Jaan, Truus, Mina, Jan, Tien en Piet.

 

Ik heb zelfs ooit een snoek gevangen met de fiets. Daarvoor had ik het wiel geplaatst in een treksloot. De snoek kwam vast te zitten tussen de spaken en zo kon ik hem te pakken nemen.

Het ven was voor veel vogels een paradijs als in de lente de meeuwtjes (blauwe sterns) terugkwamen om er te broeden. Het was een gekrijs van jewelste in de lucht. Als ze dan eenmaal zaten te broeden mocht je niet te dicht bij het nest komen, anders werd je op je hoofd gepikt. Ook kwamen tegen de avond tienduizenden spreeuwen tegelijk om in het riet te slapen. Dat was een geweldig mooi gezicht.

's Winters als er sneeuw lag op het ijs in het ven, kwamen er ook wilde ganzen waar nog open water was of een treksloot. Dan trokken de drie jagers die de Maurik rijk was, hun witte hemden boven over de andere kleren aan. Zo vielen ze niet op in de sneeuw. De wilde ganzen werden dan omsingeld en er werd op ze geschoten. Ook in de jachttijd werd er op eenden, hazen, fazanten, konijnen en snippen gejaagd in het ven.

 

'Jong geleerd, is oud gedaan'

1956 Hendrik Willems en Anna van de Burgt

 

De jacht was voorbehouden aan de burgemeester, Baron van Hövel tot Westerflier. Veldwachter Beuvink moest er op toezien dat de jongens uit de Maurik niet al z'n wild wegstroopten.

Dat gebeurde ook wel een beetje als je je bedenkt dat toen het daggeld (loon) 80 cent was. Een haas bracht f2.50 op, een konijn f1.50, een fazant f2.00, een bunzing f.5.00 gulden enz., dus stropen loonde zeker de moeite. Het was daarom geen wonder dat de veldwachter zei: "In den hele Maurik zitten drie jagers en de rest zijn stropers". Als je niets te doen had, ging je stropen. Ikzelf hield er ook wel van. Als kleine jongen zat Beuvink een keer achter me aan. Ik wist weg te lopen en een gat onder een prikkeldraad te vinden. Beuvink liep daar vast en kreeg me niet te pakken.

 

Veldwachter Beuvink

In 1926 was het hoog water omdat de dijk doorgebroken was in Cuijk. Bij veel mensen stond het water in de kamer en op de stal. Hoog water van de Maas kwam ieder jaar. Dan lieten ze het water over de Beerse overlaat lopen. Dat was feest voor de jeugd van de Maurik want dan kwamen de mollen door het water naar boven. Die werden gevangen en brachten 5 cent op. Hazen en konijnen die kropen in heggen en bomen en die konden er dan op een makkelijke manier uitgenomen worden. Het is geen wonder dat de veldwachter zei: "pottendomme, (op z'n Twents) het zijn daar allemaal stropers in dien Maurik."

 

Ook groeide daar in het ven veel gagel. Gagel is een soort hout dat ze tegenwoordig in bloemboeketten verwerken. Maar in die tijd werd het gebruikt om tussen het stro te doen dat toen in het bed werd gedaan. Men zei dat het hielp tegen de vlooien. Ook werd gagel gebruikt voor het stoken van de soppot waarin de was gekookt werd en varkensvoer. Varkensvoer, dat was kleine aardappel-schillen gemengd met platte distels. Die werden langs het ven gestoken met een groot mes en met handschoenen aan. Ook deze werden in de soppot gedaan en zo kreeg men varkensvoer.

Het mocht niet teveel kosten, de varkens waren zeer goedkoop. Een big kostte in die jaren f. 1.00 en ze waren dikwijls bijna onverkoopbaar. Het gebeurde wel eens dat iemand met een mand met 8 biggen erin naar de markt ging. Als ie ze dan niet verkocht had en ze thuis weer in de kooi zette dan bleken  er geen 8 maar 10 biggen in de mand zaten. Omdat ze op de markt onverkoopbaar waren had hij er twee bijgekregen. Dat waren de crisisjaren tussen 1930-1937 en er werd toen steun aan de boeren gegeven. De biggen kregen een metalen merk in de oren. Rogge werd gekleurd met een soort rode verf. Zodat zij geen tweede keer steun op dezelfde partij hoefden te geven. Aardappelen werden geprikt zodat zij alleen nog maar voor veevoer gebruikt mochten worden. Ook werd subsidie en steun gegeven voor het rooien van houtwallen, en het dempen van sloten.

 

Kaart uit 1940: Om verwarring te voorkomen met het dorp Maurik werd de Maurik hier, vaak als 'Mourik' geschreven.

 

In 1938 werd een begin gemaakt met het dempen van de vennen in de Maurik. Dit gebeurde met kruiwagens. De eersten die daar tewerkgesteld werden waren werkloze sigarenmakers uit Cuijk. Maar intussen was de mobilisatie afgekondigd en werd het werk in de Maurik aan de vennen stilgelegd. Er was toen ineens ander werk genoeg in de Maurik. Men kreeg inkwartiering van soldaten want de Peelraamlinie moest gebouwd worden. Deze kwam midden door de Maurik te liggen. Langs de Graafseweg kwamen loopgraven en schuilkelders; 100 meter verder noordwaarts een versperring van 10 meter breed, dan weer loopgraven en een schuilkelder en weer een versperring van 10 meter breed. Daarachter, net voor de Kammerberg lagen mijnenvelden. Het mijnenveld was afgemaakt met gladdraden en ijzeren palen waarop stond: niet betreden, mijnen. Of de mijnen er ook werkelijk lagen dat weet ik niet. En daarachter lag het defensiekanaal met de kazematten.

 

Toen op vrijdag 10 mei 1940 de oorlog uitbrak was er paniek. De meesten wachtten die dag maar af, maar zochten uiteindelijk toch onderdak buiten de Maurik. Een Duits vliegtuig vloog ’s middags over de stellingen. Met zware mitrailleurs werd er op geschoten. Als antwoord werden 's avond tegen 6 uur de stellingen gebombardeerd. Nol Brans werd gedood en Drika Verbruggen kreeg granaatscherven in haar arm. Bij De Klein kwam een bom op de binnenplaats en bij Theunissen werden 5 koeien en 2 paarden gedood in de stal. Holleman zijn huis werd ook gebombardeerd.

 

Hendrik heeft in zijn tuin de Maurik uit 1940 in het klein nagebouwd. Met daarbij de woningen, loopgraven, stellingen enz.

 

De daar op volgende nacht waren De Duitsers door de linies in de Maurik gebroken zodat de meeste bewoners zaterdag en zondag al weer thuis waren. Ze konden beginnen met opruimen. Waar de mensen nog niet thuis waren, werd door de keukenwagen van de Duitse soldaten alle etenswaren meegenomen, zoals: eieren, flessen in de kelder met drank en vlees van de inmaak.

Zondag was eerste Pinksterdag en moesten de koeien en paarden begraven worden die met de bombardementen gedood waren. De bomgaten werden wat uitgediept en met paarden ervoor werden de dode dieren erin gesleept. Ook in de Maurik waren zes jongens soldaat die het ergens in Nederland tegen de Duitsers moesten opnemen. Gelukkig zijn ze allemaal weer teruggekeerd.

Toen na de inval, die in Nederland maar 5 dagen geduurd had, moesten de stellingen, loopgraven en versperringen weer worden opgeruimd. Ook werd er weer een begin gemaakt met het dempen van het ven in de Maurik. Dat gebeurde door mensen uit het Noorden (Amsterdam, Rotterdam enz.) Deze waren gehuisvest in de barakken die de Hollandse soldaten gebouwd hadden in Mill. Dit waren allemaal oudere mannen die voor Duitsland niet geschikt bevonden werden.

Jonge mannen in de leeftijd tussen 20 en 29 jaar werden opgeroepen om naar de keuring te gaan. Deze werden bijna allemaal goedgekeurd, en werden dan in Duitsland tewerkgesteld. Daarom doken velen onder, zo ook de jongens van de Maurik. Dan was het uitkijken geblazen want de groene polizei hield razzia’s. En als ze je te pakken kregen, ging je alsnog naar Duitsland. Maar het verzet had daar iets op gevonden. Als de molen in schaarstand stond dan was het onveilig in de omgeving en moest je zien dat je wegkwam.

Ook ik kreeg bericht dat ik naar Duitsland moest, maar eerst naar de keuring in Nijmegen. Ik was in 1943 precies 20 jaar. Ik moest naar Dortmund. Beuvink kwam naar me toe en hij wist dat ik weg moest.

Ik had een koffer van hout laten maken om die mee naar Duitsland te nemen. Hij vertelde me, dat ik in plaats van naar Nijmegen naar St. Anthonis vertrekken moest. Bij die boerderij wisten ze al, dat ik eraan kwam, het was bij Jans aan de Vlagberg. Ik denk dat ik er ongeveer drie maanden ondergedoken heb gezeten, van mei tot augustus. Maar ook daar kwamen razzia’s en ik moest er weg. 

Ik ging terug naar De Maurik maar  's nachts kon ik niet thuis slapen, bang opgepakt te worden. Daarom hadden wij jongens uit de Maurik een schaftkeet, die daar nog stond van de D.U.W., in een heuvel in de grond 

Voor de ondergrondse ingang van hun schuilplaats,

v.l.n.r Jan Lamers, Hendrik Willems en Toon van Ras

gegraven, waarschijnlijk in een bomkrater. We sliepen daar met 5 mensen nl. Toon van Ras, Jan Lamers, Wim Smulders (was bij De Klein onderduiker en speelde harmonica), Jan den Herber (onderduiker bij Theunissen en hij zong altijd liedjes) en ikzelf. We hebben er vele maanden in gezeten. Via bonnen van Beuvink kwamen we aan eten. Hoe hij daar aan kwam weet ik niet.

 

Op de pagina Oorlogstijd/ Peel-Raamstelling is een filmpje te zien waarin Hendrik nog meer verhalen verteld over De Maurik.

 

1946: Driek en Bet Willems met kinderen; Jaan, Jan, Truus, Martien, Mina, Piet en Hendrik.

Deze foto is gemaakt op de trouwdag van dochter Truus, die trouwde met Jan Roefs.

 

De elf gezinnen die toen in de Maurik woonden, vormden een hechte gemeenschap ook al waren ze heel verschillend. De meesten waren kleine keuterboeren en hadden een gemengd bedrijfje of handeltje, maar ze verdienden ook allemaal aan de exploitatie van de vennen.

Ze waren niet rijk; ze hadden bijna allemaal meer kinderen dan koeien.

 

De elf gezinnen die in 1930 in de Maurik woonden.

 

Zo was er Weduwe Trui Vollenberg (2), een vriendelijk vrouw met vier kinderen en drie koeien. Ze had elke middag wel een bedelaar of zwerver op de stoep staan, die langskwam voor een bord eten.

Dan was er Hannes Lamers (3), die vijf kinderen had en drie koeien en die hard moest werken voor de kost. Zijn vrouw was vaak ziek en had enkele kinderen al vroeg verloren.

Aan de Campagnelaan (4) woonde Manus de Klein. Een rijke boer met zes kinderen en wel vijf koeien.

Boer Cis Theunissen (5) had zes kinderen en vier koeien. Hij kon mooi vertellen en deed daarmee zijn familie eer aan, want zijn schoonvader Hannes Manders, was de tonproater van de Maurik. Zo beweerde hij dat er een magneet zat in de kazemat die vlak voor de oorlog aan de Maas werd gebouwd. Volgens hem kon er zo geen Duits vliegtuig de Maas over, want dat zou door de magneet zo het water ingetrokken worden.

Een andere buurtgenoot die behoorlijk kon overdrijven was Pet van Wychen (9), een rietdekker. Hij had vier kinderen en twee koeien. Hij zette zich in voor de kinderen in de buurt. Hij repareerde de voetbal als die kapot was, maakte de doelpalen en beheerde de pot van de voetbalclub.

Een ander boer, Grad Gillus (11) kwam van Grave. Dat kon je aan zijn taalgebruik horen. Hij had vier kinderen en drie koeien.

 

Leonardus en Anna Maria Arts-de Klein ca.1904

met v.l.n.r. kinderen Helena, Allegonda, Maria, Cornelia en Francisca. 

 

Knillus van Balkum (8) groef zand uit en verkocht dat: grof grindzand voor de weg en fijn wit zand dat in de keuken op de vloer werd gestrooid als versiering. Hij hield van hard werken, getuige zijn gezegde: 'Arbeid is zaligheid en kort bij de meid een aardigheid'. Hij had zes kinderen en twee koeien.

Hent Lamers (10) had het zwaar met elf kinderen en vier koeien.

Ook Frans van de Hoogen (6) had elf kinderen, en die had zelfs maar 1 koe. Hij was nog een echte 'Batavier' en hield van jagen en vissen. Hij was honden- en varkenshandelaar en reed de melkkar. Bij hem kwamen regelmatig vogelvangers uit Oss langs, die in de Maurik kneuters (heiknippers) kwamen vangen. Zij noemden die vogels Mourikken.

Ook weduwnaar Nad Arts (1) was een apart type. Hij was heerboer, jager en uitvinder. Hij had bijvoorbeeld een kippenhok van beton gemaakt, wat voor die tijd ongebruikelijk was, met ijzeren spijlen in de ramen tegen kippendieven. Hij had een ploeg uitgevonden om aardappels mee te rooien, maar dat ding was zo zwaar dat twee paarden het nog niet konden trekken. Ook maakte hij een hekeldorsmachine

en een korenberg met verstelbaar dak, uitvindingen die wel te gebruiken waren. Hij had acht kinderen en  zeven koeien.

Aan de Venweg woonden ons gezin, Driek Willems (7). Vader stond erom bekend dat hij grappig kon vertellen. Over de Duitse invasie op 10 mei 1940 zei hij: 'Het was zo druk met vliegtuigen in de lucht, dat de kraaien moesten lopen'. Hij had zeven kinderen en drie koeien.

 

Driek Willems hier met enkele kinderen korenschoven aan het binden, bij zijn boerderij aan de Venweg.


Bronvermelding: Gesprekken met Hendrik Willems laatste in febr. 2016, Verhalen Hendrik Willems opgeschreven door Toon Ermers in 'Aauw Nijs', aangevuld met gegevens uit het boek '100 jaar Willems', 2009, geschreven door kleinkinderen van Driek Willems. 


Overige foto's van de Maurik:


Venweg 21:

Foto gemaakt in de jaren 60, toen bewoond door Antoon Sommers en Miet vd Bungelaar. 
Voorheen o.a. bewoond door het gezin van Frans van de Hoogen. 

Fam. Sommers- van de Bungelaar.

Boven v.l.n.r.:
Onder:
Zittend:


Venweg 16:

Hent Lamers en Bardina van Eck.

De boerderij is gesloopt en herbouwd. Op de foto Martien en Mieke Lamers van de Ven en NN.


Maurikstraat 15:
Fam. Hannes Lamers en Catharina van de Beurcht.

Boerderij Maurikstraat 15, later bewoond door zoon Wim Lamers.


Maurikstraat 25 (Maurik 47):
Familieportret  Hermanus (Manus) de Klein en Johanna ( ) Derks in 1930 t.g.v. hun 25-jarig huwelijk.

Boven v.l.n.r.: Marie, Wim, Anna, Piet en Martien

Onder: Manus de Klein, Han de Klein-Derks en zoon Jan.

Boerderij van Fam. de Klein, foto gemaakt voor de oorlog.


Kammerbergweg 3: 

Fam. Cornelis (Kis) en Cornelia (Kee) Theunissen-Manders.

De eerste foto is gemaakt tijdens de mobilisatie.  

De boerderij in 1958.

Familie Theunissen-Manders.

v.l.n.r. 



Meer lezen over buurtschap De Maurik anno 2016 kunt u op u hun website: Buurtschap De Maurik